Menu
5
jul

Door de ogen van een procesbegeleider: onderzoek naar peergroepen

5 juli 2023

Het afgelopen schooljaar is er binnen A&A veel aandacht geweest voor het onderzoek naar peergroepen. In de laatste twee nieuwsbrieven spraken we al met de onderzoekers Chris Kroeze en Jeltje Kok. Dit keer belichten we het onderzoek vanuit de rol van procesbegeleider. We spreken met Ruud Boertjes, docent Laboratoriumtechniek bij Rijn IJssel. 

Ruud werkt al 15 jaar als docent bij Rijn IJssel, cluster Techniek, IT en Laboratorium. Al die jaren is hij ook mentor geweest. Daarnaast vindt hij het erg leuk om docenten-in-opleiding (dio’s) te begeleiden tijdens hun stage. Dus ging hij graag in op het verzoek om procesbegeleider te worden en daarmee deel te nemen aan het onderzoek naar peergroepen. “Toen ik zelf de lerarenopleiding volgde, had ik veel baat bij peergroepen (ook al heette dat toen anders). Ik draag daarom graag mijn steentje bij aan het professionaliseren ervan”, aldus Ruud. 

De rol van de procesbegeleider

Een belangrijke bouwsteen van de peergroepen is metacognitie: het managen van je eigen leren. “Het doel van peergroepen is dat dio’s grip krijgen op hun eigen leren. Maar zeker voor nieuwe studenten is dat nog moeilijk. Ze weten nog niet wat ze willen leren en hoe dat moet. Mijn taak is om dat op te merken en daarop aan te sturen”, vertelt Ruud.

Procesbegeleidersbijeenkomsten

Hoe zijn bijdrage aan het onderzoek eruitziet? Een aantal keer per jaar komt hij met alle andere procesbegeleiders van A&A samen. Ze praten dan een aantal uur met elkaar en de onderzoekers. Over theorieën, modellen en zaken waar ze tegenaan lopen in de peergroepen die ze begeleiden. Ruud: “Zelf ervaar ik het daardoor niet echt als onderzoek. We praten veel en de onderzoekers gaan met die input aan de slag”. 
 

“Praten met andere procesbegeleiders leidt vaak tot een aha-gevoel”
 

Praten leidt tot aha-gevoel

“In het begin ben ik kritisch geweest op deze bijeenkomsten”, gaat Ruud verder. “Ik had niet altijd het gevoel dat al dat praten ergens toe leidde. Daar ben ik wel van teruggekomen. Op het einde blijkt er toch vaak een ‘aha-moment’ te zijn. Zo ging de laatste bijeenkomst over peergroepreflectie. Toen kwam ik erachter hoe collega’s over peergroepen dachten en met welke vragen zij zitten. Vragen waar ik zelf nooit op was gekomen. Zo zie je maar dat met elkaar praten noodzakelijk is om tot een conclusie te komen.”

Concrete doelen

Het onderzoek leidt vaak ook tot concrete doelen. Zo heeft A&A nu als doel dat het belang van peergroepen organisatiebreed moet worden gedragen. Zodat er door alle betrokken partijen op hetzelfde moment tijd wordt ingepland en alle studenten aanwezig kunnen zijn. “Nu komt het namelijk nog vaak voor dat sommige studenten niet kunnen, omdat ze lessen hebben”, vertelt Ruud. “Op die manier creëer je weinig massa om te leren.”
 

“Bijeenkomsten met elkaar leiden soms tot snel toepasbare goede ideeën”
 

Ideeën toepassen in de praktijk

Ook doen de andere procesbegeleiders en ik wel ideeën op die we direct kunnen toepassen in de praktijk”, vertelt Ruud. “Zo hield een collega van Kunst en Cultuur een peergroep op dinsdag en ik met mijn studenten op donderdag. We hebben toen de samenwerking opgezocht en de peergroepen gecombineerd. Zo konden de dio’s kiezen of ze op dinsdag of donderdag deelnamen. De groepen zaten hierdoor niet alleen voller, er ontstond ook interessante kruisbestuiving tussen de twee toch wel diverse groepen studenten.”

Meerdere waarheden

Dat het onderzoek naar peergroepen ongelooflijk breed is, staat buiten kijf. Voor Ruud is dat soms wel even wennen. “Ik ben labonderzoek gewend. Ik stel een hypothese op: als ik dit doe, gebeurt er dat. Gebeurt dat niet? Dan verander ik een parameter en kijk of de beoogde wetmatigheid dan wel klopt. Maar bij leerstrategieën is er geen wetmatigheid. Er is niet één waarheid. Ieder mens is verschillend en denkt anders. En daardoor zijn er veel wegen die kloppen. Dat maakt dit onderzoek bijzonder. En soms ook wel ingewikkeld.

Maar er gaat ook veel goed. Het praten met elkaar over onze ervaringen is prettig. Er is ruimte om je eigen onzekerheid uit te spreken. Zien dat je niet de enige bent die worstelt, brengt je gek genoeg verder.”
 

“Er is in dit onderzoek niet één waarheid. Ieder mens is verschillend en denkt anders”
 

Voorlopige conclusie

Wat is de status na een jaar onderzoek? “Er is een handreiking voor procesbegeleiders. Daar kun je veel ‘aha-momentjes’ uit halen. Maar er staan veel container begrippen in, waar ik zelf niet zoveel mee heb. Ik denk dat je als meer ervaren docent de begeleiding van lerende docenten intuïtief al snel goed doet. Hoewel we er wel achter zijn gekomen dat je al snel verzandt in collegiaal ondersteunen in plaats van het ‘leren leren’. Het blijft een uitdaging om die slag te slaan”, sluit Ruud af.

Hoe nu verder?

Het is de bedoeling dat het onderzoek volgend schooljaar doorgaat. Ruud zal dan zeker weer van de partij zijn. 

Vragen?

Heb je vragen over het onderzoek naar peergroepen? Neem dan contact op met Jeltje Kok